In deze coronatijd delen we graag wat berichtjes voor de historisch-geïnteresseerde dorpsgenoten (en anderen)!  Deze keer vonden we in het dossier van ’t Loeg 15 een kopie van het volgende bijzondere huurcontract uit 1839.

Op heden den vijfden November 1800-negen -dertig

Bekennen en verklaren wij ondergeschreven Jan Eggens Booijs, woonachtig te Eext, gemeente Anloo en Albert Albartus Hoenderken namens zijn vrouw Jeichien Eggens Booijs, woonachtig te Noordlaren, gemeente Haren: Door dezen verhuurd te hebben onze mandelige boerenplaatze te Anderen, gemeente Anlo met uitzondering van de kamer en het achterste vak op den achterdeel van de behuizinge (1).  Bestaande in een behuizing en tuin genommert met N. 119, groot volgens het Kadaster zes-en-negentig roeden, vijftig ellen. En zes bunder negen-zeventig roeden en tien ellen bouwland, en plm. vier bunders hooiland en vijf bunders drie-en-vijftig roeden en zestig ellen weideland (2) en zeven zestiende waar waardeel (3), aldaar in de ongescheiden marke (4).

Aan Lukas Bastiaans Hollander en Femmiggien Jacobs Jans op boven genoemde plaatze woonachtig, welke deselve opnieuw weder in huur aannemen voor de tijd van drie agter-een-volgende jaaren; zijn aanvang nemend op den 30-tigsten April 1800-veertig en eindigende den 30-tigsten April 1800-drie-en veertig.

Volgens plaatzelijk gebruik zullen huurders niet in het hooi of weideland mogen branden of kappen. En zullen de huurders aan de verhuurders moeten betaalen agt-en-twintig Nederlandsche mudden goede zuivere schoone winterrogge ieder jaar waarvan de huurders telken-jaare aan ieder der verhuurders de gerechtigde helfte vrij en zonder eenige korting moeten ter huis brengen. (5)  

En moeten de huurders gedurende hunne huurtijd alle lands-, gemeente-, kerken- en kosterie-lasten betalen en alle gemeente-, lands- en kerken-beurten doen en alle wegen en waterlossingen onderhouden, volgens plaatzelijk gebruik. En de landerijen goed in orde houden.

En moeten de huurders alle jaar twee-hondert bossen dak(stro) op het huis laten dekken gedurende hunne huurtijd volgens akkoord (6) en alle glas- ruiten die zij breeken weder laten maken. En indien er aan het huis moet worden getimmert dan moeten zij de timmerlieden de kost en hun reken geven. En zullen de huurders gehouden zijn daar om me komst van bovenstaande jaaren de plaatze zonder opzegging te moeten verlaten. En moeten de huurders bij het verlaten der plaatze de derde garve bij het land laten blijven (7). Waar uit het laatste jaar huur moet worden voldaan tot sekuriteid van boven- genoemde huuren stellen wij huurders alle onze hebbenden en toekomenden goederen hoe of waar ook gelegen ten onderpand in kasse van wanbetaling. (8)  

En zijn hier-van drie gelijk luidende gemaakt op datum en jaar als boven en door de partijen getekend.

Het handelt hier om een huurcontract van de boerderij aan ’t Loeg 15, in 1839 Kadasternr. N.119.

Op deze plaats heeft zeer waarschijnlijk al sinds de 14e eeuw een boerderij gestaan.

In 1839 werd de boerenplaats door Jan Eggens Booijs en Albert Albartus Hoenderken, namens zijn vrouw Jeichien Eggens Booijs voor 3 jaren verhuurd aan Lukas Bastiaans Hollander (1776-1857) en Femmiggien Jacobs Jans (1774-1841). Zij woonden er al in 1834.

Toelichting op de tekst (zie nummers):

1 Alles werd gehuurd behalve één kamer en het achterste vak op de achterdeel. De verhuurders van de boerderij, die niet in Anderen woonden, wilden bij een bezoek aan hun eigendom dat er altijd een kamer beschikbaar was om eventueel de nacht door te  brengen.  Ook moest er een vak op de deel leeg zijn waar de koets, waarmee werd gereisd, kon worden gestald.

2 Het erf was ca. 1.700m² groot en er werd ca. 6 hectare (ha) bouwland, 5 ha weideland en 4 ha hooiland verhuurd. Een bunder was/is een hectare (10.000 m²). Een roede was ca. 17 m². Met een el bedoelde men een vierkante meter (m2).

3 Ook werd 7/16 waardeel verhuurd.  Een waardeel was een aandeel in de woeste/ onontgonnen grond rond het dorp.

4 De woeste grond bij het dorp was bezit van de Marke Anderen. Een marke was een samenwerkingsverbond van grotere boeren voor het gezamenlijk beheer en gebruik van gemeenschappelijke gronden.

5 De huurders moesten jaarlijks 28 mudden (1.960 kg) winterrogge betalen aan de verhuurders en het bij hen thuis brengen.

6 Ook moesten de huurders alle rijks-, gemeentelijke en kerkelijke (kerk Anloo) lasten betalen. En zij moesten ervoor zorgen dat het huis, de wegen, waterlopen en landerijen goed onderhouden werden. De huurders moesten ook 200 bossen dakstro jaarlijks op het huis laten dekken.

7 Ook betaalden de huurders een derde garve. De derde garve was een soort pacht. Een derde deel van de opbrengst van de oogst moest door de pachter worden overgedragen aan de eigenaar van de grond.
In Anderen werd pas omstreeks 1936 de derde garve niet meer gebruikt als pachtprijs. 8          Kon aan het eind van de huurperiode de pacht niet worden voldaan, dan kon de verhuurder beslag leggen op alle bezittingen van de huurder.

Vogelvlucht-tekening van Anderen in 1832 op basis van de ‘Napoleonkaarten’ van 1816.
Getekend door Hans Hilbrands en met zijn toestemming geplaatst.
 
Er stonden in 1832 16 boerderijen in Anderen. De boerderijen, erven, bosjes en heidepercelen e.d. op de ‘Napoleonkaarten’ zijn zo nauwkeurig mogelijk overgenomen op de tekening.

De boerderij aan ’t Loeg 15 waarover het huurcontract gaat.