Omdat het nog steeds coronatijd is ook deze maand weer een stukje over de historie van Anderen.  Deze keer gaat het over het Kleuvenveen dat al even voorbijkwam in het  vorige artikel over de Canadese begraafplaats.

Het Kleuvenveen is een veentje en ligt ten oosten van Anderen. In 1971 is echter de N33 tussen Assen en Gieten aangelegd waardoor het is afgesneden van het dorp. Nu is het bereikbaar via het oude spoorbaantracé en het wandeltunneltje onder de N33.

Op de topografische kaart van 1971 (zie hierboven) kun je zien dat tot die tijd er een pad over de es liep richting Kleuvenveen.

Het Kleuvenveen heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Het is namelijk een pingoruïne. Een pingoruïne is een restant van een pingo, een ondergrondse ijsheuvel die zich vormde vlak onder het grondoppervlak in de laatste fase van de laatste ijstijd, vanaf zo’n 15.000 jaar geleden. Aan het einde van de ijstijd werd het warmer en begon de ijsheuvel te smelten. Bij het smelten gleden stukken grond naar beneden, die zich aan de voet van de heuvel ophoopten. Zo vormde zich aan de onderkant een ringvormige aarden wal.  

Toen al het ijs gesmolten was bleef er een ringvormige krater over die zich vulde met smeltwater: een pingoruïne.

Na de ijstijd, ca. 11.700 jaar geleden, begon een warmere periode, het Holoceen. Door de toenemende temperatuur gingen er planten groeien in het pingomeertje, die afstierven en zo veen vormden. Over duizenden jaren raakte de pingoruïne opgevuld met veen. Daarom worden ze in de volksmond veentjes genoemd. Het waren vaak laag gelegen natte moerasachtige plekken.

Vanaf de Middeleeuwen tot ca. de Tweede Wereldoorlog waren pingoruïnes belangrijke plekken voor de turfwinning. Meestal werd laag(nat)veen (baggelturf) gewonnen. Hoewel het een heel karwei was kende het grote voordelen. Baggelturf was van hogere kwaliteit dan hoogveenturf (droog gestoken turf)). Het was harder en brandde langer. Baggelturf is turf die ontstaat door het laten drogen van veenslik, een mengsel van (opgebaggerd) veen en water.

Ook bij het Kleuvenveen werd baggelturf gewonnen. Waarschijnlijk komt daar de naam vandaan. Met kluën (kluinen, klunen) van veen werd al in de 17e eeuw turf winnen bedoeld.

Door het uitvenen ontstonden laagtes in de pingoruïne waarin regenwater bleef staan.

Zo ontstonden weer meertjes en poelen die soms ook weer dichtgroeiden met veen.

Op oude topografische kaarten is te zien dat ook in het Kleuvenveen grote plassen water stonden. Daarop werd ’s winters, als er voldoende dik ijs lag, geschaatst. In 1938 werd dan ook de IJsvereniging Kleuvenveen opgericht. Er werd echter al in de jaren ’50 van de vorige eeuw ergens anders geschaatst,  namelijk op een laag gelegen perceel tussen Nijend 15 en 17. Op een bepaald moment kon daar niet meer geschaatst worden, omdat de kelders van die woningen ’s winters onder water liepen. Daardoor kwam er geen toestemming meer van die bewoners. De baan werd toen verplaatst naar de overkant. Naast de boerderij op Nijend 24, werd vanaf 1964 geschaatst. Die baan lag aan de weg en daar was ook de toegang. Maar ook daar kwamen problemen mee. Om de baan onder water te laten lopen moest dat vanaf het Kleuvenveen erheen stromen, en dat ging vaak heel moeizaam. Met name de verbinding onder de snelweg door werkte erg belemmerend. In het kader van de ruilverkaveling werd naar een andere oplossing gezocht, en in 1981 werd de ijsbaan uiteindelijk zo’n 200 meter naar achteren verplaatst, en kwam de toegang ook op de huidige plaats. De IJsverening Kleuvenveen bestaat nog steeds.

Terug naar de veentjes: die zijn altijd belangrijk geweest voor de bewoners van het dorp. Ze hadden iets geheimzinnigs en gaven aanleiding tot verhalen en mythen. Zo zijn er talloze verhalen over de veentjes in het Drentse Aa-gebied. Er werd bijvoorbeeld aan de kinderen verteld dat ze nooit te dicht bij de veentjes moesten komen omdat ze anders Spin-Annechien konden tegenkomen die ze zou pakken en meenemen en dan al het haar van het hoofd zou spinnen!

Bijzonder en boeiend is het verhaal van het Kleuvenveen. In dit veentje was een plek aanwezig waar moerasgas opborrelde. Men geloofde dat dit een geneeskrachtige werking had en daarom werd boven dit gedeelte een hut gebouwd waarin het moerasgas werd opgevangen. In het hutje was een zitbank gemaakt, speciaal voor een kankerpatiënte uit het dorp!

We weten niet waar dit verhaal vandaan komt.  We weten wel dat er in het Kleuvenveen in het verleden geneeskrachtige kruiden werden geplukt.

Het Kleuvenveen is nu een onbegaanbaar erg nat berkenbroekbos. Er zijn geen plekken meer met grote stukken open water. De percelen ten oosten en ten zuiden van het Kleuvenveen zijn begin deze eeuw ingeplant met naald- en loofbos. Tezamen vormt het nu het landgoed Kleuvenveen.

Meer lezen/zien?

Dat het Kleuvenveen van oorsprong een pingoruïne is, wordt is bevestigd door de pingoruïne- deskundige van Landschapsbeheer Drenthe, en is te zien op de geormorfologische kaart van Drenthe.  Op deze kaart kun je zien waar de laagtes(pingoruïnes) liggen. Deze zijn paars en de smeltwaterafvoeren zijn grijzer paars. Je kunt de transparantie van de kaartlagen bepalen.

In het blad “Noorderbreedte” van Oktober 2007 staat een verhaal van Gerrie Koopman over fascinerende veentjes  .Aan het eind van dit artikel wordt het Kleuvenveen genoemd  als plaats waar ‘geneeskrachtig’ gas opborrelde.

En ook op deze site van Landschapsbeheer Drenthe, is informatie te vinden over pingoruïnes:  https://www.pingoruines.nl/pingoruines/

Tot slot, een masterscriptie uit 2020 van Bart Koops over pingoruïnes in het Gorecht en de Kop van Drenthe.